Nadat ik onlangs een boek had uitgegeven over het wel en wee van een Delftse dwangarbeider in Duitsland (Dwangarbeid in Duitsland door Ted H.P. de Wolf), maakte een enthousiaste lezer me attent op De sigarenfabriek van Isay Rottenberg uit 2017. Ook dit verhaal is een waargebeurde geschiedenis, en wát voor een…
In 2014 worden Hella en Sandra Rottenberg geattendeerd op een oproep in het Nieuw Israëlietisch Weekblad van de zogenaamde Claims Conference, een organisatie die een compensatiefonds heeft ingesteld voor erfgenamen van vervolgde en beroofde joden. Snelle actie is vereist, de erfgenamen hebben nog een maand de tijd een claim in te dienen. Dan herinneren zij zich een vaag verhaal over hun grootvader Isay die een fabriek in Duitsland gehad zou hebben in de dertiger jaren. Die maand voor het overleggen van bewijzen is natuurlijk niet haalbaar, maar het zet de nichtjes op een spoor en zij gaan op onderzoek uit.
Isay Rottenberg (13 mei 1889) kwam uit een joods gezin van twaalf kinderen. Hij werd geboren in Iwaniska, dat toen bij Rusland hoorde. Het plaatsje ligt zo’n 200 km onder Warschau. Het gezin verhuisde naar Łódź. In 1910 bezoekt Isay voor het eerst Amsterdam, waar hij later met zijn nichtje Lena zal trouwen. In de tussentijd heeft hij zich gevestigd in Berlijn, waar hij onder meer vastgoed aanschaft. Ondanks zijn nieuw verworven Amsterdamse basis, voelt hij zich vooral een Duitser. Als de kans zich voordoet een ultramoderne sigarenfabriek over te nemen in Döbeln, nabij Dresden, is hij er als de kippen bij. Weliswaar is de sfeer in Duitsland ten gevolge van groeiende werkloosheid in een neergaande spiraal beland en wordt de houding ten opzichte van joden – ook steeds vaker vanuit staatswege – vijandiger, Isay ziet mogelijkheden.
“Dat hem het aanbod werd gedaan een vrijwel nieuwe en uiterst moderne fabriek over te nemen was de uitdaging waarop hij had gewacht. In Duitsland lag zijn kans.”
Döbeln ligt op een kruispunt van wegen en biedt uitstekende verbindingen met de rest van het land. In augustus 1932 weet hij het stadsbestuur te overtuigen dat hij de meest geschikte kandidaat is voor overname van de pas twee jaar oude failliete boedel. Daarmee heeft hij misschien wel de modernste fabriek van heel Europa in handen.
Alle signalen stonden toen al op rood en een half jaar later komen de nazi’s aan de macht. Bovendien blijkt Saksen, de deelstaat waarin Döbeln is gelegen, de ‘bruinste’ van heel Duitsland te zijn: “Met 800 afdelingen was de NSDAP in 1932 in elke stad en elk dorp in Saksen vertegenwoordigd.”
In eerste instantie laat men de Deutsche Zigarren-Werke met rust, ook al is er sprake van een joodse eigenaar (met nota bene een Nederlands staatsburgerschap, waarbij hij met Amerikaanse machines werkt; hoezo ‘Deutsche’ vragen jaloerse concurrenten zich af).
“Hij, de jood Rottenberg, dwong respect af, omdat hij ook respect toonde voor de professionaliteit van de mensen met wie hij samenwerkte. De ideologische kant van de zaak was voor hem blijkbaar ondergeschikt aan het zakelijk belang.”
Dat verandert in de twee jaren daarna, vooral vanuit broodnijd. De plaatselijke nazi’s beseffen maar al te goed dat deze vreemde snuiter belangrijk is voor de regio: hij verschaft 670 mensen werk, lieden die anders steun zouden trekken ten koste van de gemeente. Langzaam maar zeker wordt de sfeer grimmiger. Isay vecht als een leeuw voor zijn succesvolle fabriek. Eigenlijk is het een mirakel dat hij deze nog zo lang in bezit heeft kunnen houden. Er volgen processen en zelfs wordt hij gevangengenomen. En toch spant hij proces na proces aan, tot aan de hoogste instanties in Berlijn toe. Pas na de beruchte Kristallnacht van 9 op 10 november 1938 telt hij zijn knopen.
Isay overleeft met zijn gezin WO-II, anders zouden Hella en Sandra er niet zijn geweest. Tijdens hun onderzoek schamen de nichtjes zich regelmatig over wat zij ontdekken: hoe kon hij met die rattenbende samenwerken?! Gelukkig hebben zij zich daaroverheen gezet. Zoals zij zelf schrijven:
“We zagen hoe de nationaalsocialistische omwenteling zich in een doorsneestadje voltrok, hoe het bestuur zich de eerste jaren van het nazibewind gedroeg en zich verhield tot een joodse ondernemer.”
En ze hebben steeds meer respect voor hun opa. Evenals in Dwangarbeid in Duitsland is dát de meerwaarde van deze geschiedenis: het persoonlijke, het kleine verhaal waardoor de betekenis van die tijd zoveel duidelijker wordt dan dewelke via de algemene geschiedenis tot ons komt. De vasthoudendheid van de auteurs om de onderste steen boven te krijgen, mede dankzij hulp van allerlei archivarissen van steden en zelfs Ministeries, is bewonderenswaardig. Het enige minpunt van dit uitstekende boek is wellicht de stijl: het is een documentaire, alsof je het tv-programma Andere tijden krijgt voorgelezen.