Voormalig bokskampioen Jakub Shapiro was koning van de Warschause onderwereld totdat de nazi’s de stad binnenvielen. Tijdens zijn heerschappij werd zijn leven beheerst door vuile handel, door afpersing, door hoeren en snoeren. Zijn lieftallige vrouw negeerde hij grotendeels, nog minder gaf hij zijn in 1929 geboren tweeling – jongens die als dag en nacht van elkaar verschillen – de aandacht waaraan zij behoefte hadden. Vooral zoon Dawid lijdt daaronder. Als het gezin in 1938 de kans krijgt naar Tel Aviv te vertrekken, dwingt Jakub het vliegtuig halverwege om te keren. Van zijn koninkrijk in Warschau kan hij geen afscheid nemen.
De vrouwen wisselen elkaar snel af in Shapiro’s leven, al blijft zijn wettige echtgenote hem trouw en voegt zij zich naar zijn nukken. Eén buitenvrouw is echter een constante in zijn leven: Ryfka. Zielsveel houdt deze voormalige prostituee van Jakub:
“Ook ik ben een slecht mens, maar hij houdt niet van mij. Zo is onze constellatie, twee slechte mensen, ik slecht, hij slecht, ik hou van hem, maar hij houdt van niemand, niet eens van zichzelf, misschien maakt dat me wat beter, dat ik in al mijn verdorvenheid, in al mijn vuiligheid, van mijn niet-ziel, mijn niet-hart toch van hem hou, dus misschien ben ik niet helemaal slecht, misschien zit er nog iets menselijks in me, en in hem niet meer, omdat hij van niemand houdt.”
Op dat moment, 1943, verzorgt Ryfka het sterk vermagerde wrak Jakub Shapiro, de voormalige reus waarvoor iedereen enkele jaren eerder nog respectvol aan de kant ging.
“Ik zal hem te eten geven. Hem in leven houden. Zo kan ik hem straffen, door hem in leven te houden, zo kan ik mezelf straffen en tegelijkertijd kan ik alleen zo doorgaan met van hem te houden.”
Het zwarte koninkrijk kent twee verhaallijnen, die van Ryfka en die van Dawid (dan 13 jaar). De laatste haat zijn vader, en heeft maar een doel in het leven dat nauwelijks die naam nog verdient in het getto: hij is op zoek naar zijn vader om hem te vermoorden.
“Ik kende alle soorten kwaad die in een mens te vinden zijn, maar mijn vader is het allerslechtste.”
Grote bewondering koestert Dawid voor zijn moeder, waarvan hij zielsveel houdt.
“Ze wist dat het zinloos was om pa over te halen, hij liet zich nooit ergens toe overhalen. De wind gaat niet liggen als je hem zegt op te houden met waaien.”
Ryfka is een gehaaide rat, een nachtdier dat op wonderbaarlijke wijze weet te overleven en in een uitgekamd getto zich samen met de wil- en bijna levenloze Shapiro in leven weet te houden. Dawid verhuist met moeder en tweelingbroer Daniel aan het begin van de oorlog van hun luxe villa gedwongen naar een kamertje in het Joodse getto. Dankzij Dawid houden ook zij het een tijd vol in deze gruwelijke ellende. Totdat het lot hen scheidt en Dawid zich voorneemt onder de naam Ares zoveel mogelijk Duitsers te doden. En natuurlijk zijn vader, mocht hij hem ooit vinden.
Evenals Ryfka is Dawid een overlever. Van kleine jongen is hij in enkele dagen ‘een oude man’ geworden. Als lezer weet je natuurlijk dat de twee verhaallijnen elkaar op zeker moment zullen kruisen. De wijze waarop Szczepan dat doet verdient bewondering.
Het zwarte koninkrijk schept een wrang beeld van een wrede wereld. Het is een tijdsbeeld vanuit een ander oogpunt dan de gebruikelijke verhalen die zich afspelen in/rond het Joodse getto in Warschau tijdens WO-II. Soms is het even wennen, direct al aan het begin, als Ryfka schrijft:
“Ik herinner me hiermaals…”
Meerdere malen keert de uitdrukking ‘hiermaals’ terug en soms hanteert Ryfka vreemde zinsconstructies. Dat is echter geen drempel, het verhaal wordt eerder meer authentiek dan dat het een belemmering vormt. Ondanks de zwaarte van het verhaal is – hoe wrang ook – Het zwarte koninkrijk een wonderschone roman!