Op 1 januari 2007 is Roemenië toegetreden tot de Europese Unie. Veel Roemenen zagen uit naar dat moment, maar ook een aanzienlijk deel was bang voor de gevolgen. Niet onterecht, zoals later bleek. Met de EU vestigden supermarktketens zich in het land en werden de kleine lokale ondernemers uit de markt gedrukt. Zo ook de ouders van Alina, ongehuwde moeder van de elfjarige Lucian. Als de rekeningen niet meer betaald kunnen worden en de schulden zich opstapelen, besluit zij als gastarbeider naar Sicilië te vertrekken. Haar achterneef Dumitru reist al jaren heen en weer en spreekt van een soort Beloofde Land.
Niets blijkt minder waar als zij bij de arme tomatenboer Cascone op Sicilië aankomen. In plaats van de toegezegde eigen woning, worden Alina en Lucian ondergebracht in een eenkamerkrot waar de wind door de kieren giert en het zomers stikbenauwd is. De woorden van haar moeder indachtig – “een erf hou je proper, een bloementuin is essentieel, een huis hou je netjes en je nagels altijd schoon” – probeert Alina er het beste van te maken. Lucian ondertussen schikt zich naar de omstandigheden en al snel heeft hij twee vrienden: het spastische rijkeluiszoontje Paolo en Anwar, zoon van een Algerijnse gastarbeider die voor Paolo’s vader werkt.
Terwijl Lucian naar school gaat, beult Alina zich af in de kassen. Ze laat zich het norse karakter van Guiseppe Cascone welgevallen, al moet hij het niet wagen een vinger naar haar uit te steken. Niets klopt van het beeld dat Dumitru haar heeft geschetst. Roemenen worden door de lokale bevolking beschouwd als het putje van de samenleving. Als haar eerste loonzakje dan ook nog eens vies tegenvalt, zakt de moed haar in de schoenen. Guiseppe heeft nota bene kosten voor onderdak, de benzine voor ritjes naar de stad en enkele schaarse boodschappen ingehouden. Van sparen voor thuis kan nauwelijks nog sprake zijn.
Oogst is een krachtig statement, geschreven in sobere taal, waardoor de boodschap van uitbuiting extra aankomt. Helaas is het in Nederland niet anders: in het Westland bevolken Oost-Europeanen de kassen, maar wil de lokale bevolking niet dat zij in de regio verblijven. Dus worden zij ondergebracht onder onveilige omstandigheden, met vier of zes man op een kamertje gepropt in bijvoorbeeld Den Haag. ‘Woonruimte’ waarvoor honderden euro’s per maand worden ingehouden. Ook de aspergeteelt geschiedt voor een groot deel onder soortgelijke mensonterende omstandigheden. De politiek weet ervan, maar doet er niets aan. ‘It’s the economy, stupid’ is het credo. Mensenrechten? Dat geldt voor China, maar niet voor ons. Zolang de lokale ondernemers er baat bij hebben en zij de prijs van hun producten op die manier laag kunnen houden, kijkt iedereen weg, doen we allemaal alsof onze neus bloedt en kiezen we voor prijsknallers in de supermarkt. Met Oogst heeft Volders een krachtig relaas geschreven dat zou moeten aanzetten tot een stevig debat. Helaas, van de politiek hoeven de gastarbeiders vooralsnog niets te verwachten…