Begin twintig is ze, Kasja. Ze is al in het eerste jaar met haar studie gestopt en vervult een tussenjaar waarin zij werkt in pannenkoekenboerderij De Kuil. Sinds zeven jaar woont Kasja samen met haar oudere vriend Lennart. Diens zusje is bij een val uit een boom – wat deed ze in godsnaam in die boom, vraagt hij zich af – in coma geraakt. Hij schoont haar pc en vindt een map ‘De bodem neemt wat hij nodig heeft’. Sindsdien verdiept hij zich obsessief in die bodem, in de schimmeldraden die kilometers ver kunnen reiken en de vegetatie beïnvloeden, in dat donkere gat onder onze voeten waarin zoveel leeft en beweegt.
Op een dag komt er een of andere patser met vrouw en kind pannenkoeken eten. Deze Charles Ubbink bejegent Kasja ronduit onbeschoft, seksistisch zelfs. Zij ervaart afschuw, maar voelt zich daarnaast tot hem aangetrokken. Dat zij zichzelf voor de gek houdt, blijkt uit een overweging als ze een mailtje van hem ontvangt waarin hij haar uitnodigt (zij heeft op zijn verzoek haar adres gegeven) en zij daarbij het volgende denkt:
“Ik ken die man niet, hij heeft een vrouw plus een kind dat pannenkoeken met gekleurde suiker eet, Lennart en ik zijn gelukkig, wat is dit voor idioot, ik heb geen goede kleren aan.”
Lennart, technisch tekenaar van beroep, blijft ondertussen de bodem omspitten, daar waar zijn zusje is gevallen. Hij gelooft niet in een ongeval. Steeds meer raakt hij ervan overtuigd dat ‘de bodem’ een machtige entiteit is: de bodem neemt alles tot zich. “Kijk maar, alles valt naar beneden,” zo redeneert hij. Hij is een man van harde feiten, een persoon van de ordening der dingen, in tegenstelling tot de wat slordiger Kasja. En toch: steeds meer raakt hij door die bodem geobsedeerd:
“Hyfen, sporen een onsterfelijk netwerk van slijmdraden en neurotoxinen, een aards web van geëxternaliseerde longen, steneneters, plantendoders, aliens.”
Kasja is in het web van de projectontwikkelaar gevangen en ziet uit naar hun ontmoetingen met vluchtige seks in het bos, in een vervallen huisje op het terrein dat door Charles zal worden doorontwikkeld tot een luxe vakantieresort: Ubbink Staete. En Lennart? De goedzak gelooft dat zijn relatie met Kasja perfect is. Hij kruipt weg in zijn gameconsole en heeft niet in de gaten dat zijn vriendin steeds verder van hem afdrijft. Buiten zijn werk en de games, bezoekt hij iedere dag zijn zusje in het ziekenhuis, in de hoop dat zij weer tekenen van leven gaat vertonen. Als geen ander ervaart hij verdriet, dat Van der haar als volgt omschrijft:
“Verdriet komt eigenlijk helemaal niet met veel bombarie, het glipt stilletje binnen, doet de deur rustig dicht en schuifelt dan net zo lang rond tot het ergens een behaaglijk plekje vindt om zich te nestelen.”
Natuurlijk gaat het fout als Charles merkt dat ‘het brutaaltje’ (Kasja) meer van hem wil. Wat daarna volgt, is helaas ongeloofwaardig. Van der Haar heeft een prachtig boek geschreven, maar laat het aan het einde afweten, alsof het werk nog even snel moest worden beëindigd. Conclusie: lezen dit verhaal, maar sla de laatste vijf hoofdstukjes over.