Buiten 45 (2013 – deel van een drieluik met Daan Heerma van Voss en Jamal Ouariachi) zijn de boeken van David Pefko een genot om te lezen. Zijn debuut Levi Andreas (2009) verraste vriend en vijand. Het voorseizoen (2011) was een prachtige doorstart. In Daar komen de vliegen (2017) gaat Pefko uit van de malafide beurshandelaar David Madoff. Pefko presenteert een man – Jerry Kirschenbaum, alias David Madoff – die uit alle macht zijn milieu heeft geprobeerd te ontvluchten, die daarbij liefdevol naar zijn omgeving acteerde, mensen hielp waar hij maar kon. Een man die zelf gelooft in het onwerkelijke piramidespel dat hij heeft gecreëerd. Je gaat Jerry Kirschenbaum bijna missen als het allemaal fout gaat. Eind 2023 verscheen er dan eindelijk een nieuwe roman: De gebroeders Maxilari.
Levi en Ze’ev (“Zev”) Maxilari, respectievelijk zestien en vijftien jaar oud, groeien op met hun moeder in het chique Amsterdam Oud-Zuid. Moeder komt uit een gegoede en rijke Joodse familie, al is er niets over van die voorspoed. De jongens zijn verwekt door een Griekse vader, die al vroeg terugkeert naar zijn vaderland. In tegenstelling tot hun omgeving heerst er armoede in het gezin. Af en toe betreden de jongens huizen van vriendjes in de buurt. Als die gastjes dan bij hen op bezoek komen – iets wat zij proberen te vermijden – blijkt de kloof die tussen hen en hun omgeving staat.
“Vol verbazing keken zij om zich heen; het huis leek op geen enkele manier op de huizen waarin zij woonden en die ze kenden en Levi voelde altijd en eeuwig schaamte als hij met ze door hun kaalgeslagen gang naar binnen ging, en ze naar het afbladderende stucwerk en de kringen van oude lekkages op het plafond zag kijken.”
Moeder heeft een gat in haar hand, dat met het spaarzame bijstandsinkomen gevuld wordt met chips en fastfoodmaaltijden. Overdag ligt zij grotendeels op bed en bekijkt soaps en ander ongemak op tv. Als de jongens een bijbaantje krijgen bij achterbuurman Silbernberg, een juwelier, dragen zij bij aan de inkomsten van het gezin. Bij het in kaart brengen van zijn inventaris, en zeker nadat Silbernberg in het ziekenhuis belandt, ontdekken zij een spoor naar de oorlogsmisdadiger waarnaar hun werkgever al jarenlang op zoek is.
Pefko heeft een prettige stijl van schrijven, al is De gebroeders Maxilari allerminst zijn beste. Te veel legt hij uit. Soms heb je het gevoel dat hij ervan uit gaat dat de lezer niets van de Tweede Wereldoorlog en haar gevolgen voor (terugkerende) Joodse inwoners weet. Dat irriteert. Voor basisschoolleerlingen is het boek (veel te) ingewikkeld, voor een achttienjarige gymnasiast en een belezen geïnteresseerde is het soms kinderachtig belerend. En toch: lezen! Tenslotte blijft het ‘een Pefko’, en weinigen kunnen zich aan zijn kunde en stijl meten.