Dora woont samen met haar vriend Robert in Berlijn. Zij is copywriter en prijst duurzame producten aan, hij werkt voor een online blad waarbij hij focust op milieugeoriënteerde onderwerpen. Als de lockdown ten gevolge van corona steeds knellender wordt en Robert radicaler, besluit Dora dat ze genoeg heeft van deze ratrace, van de toenemende onverdraagzaamheid van mensen, van Trump, de Brexit en alle globale heisa. Ze verlangt naar het Niets. Zonder er veel woorden aan vuil te maken, schaft ze een woning aan in het fictieve plaatsje Bracken, regio Prignitz (EW: zo’n 150 km noordwestelijk van Berlijn). Ze vertelt Robert niet waarheen ze verhuist, maar dat lijkt hem weinig te interesseren.
Bracken telt een kleine 300 inwoners en kenmerkt zich, buiten de schoonheid van de omliggende bossen en velden, door verval en braakliggend land. Het oude rentmeestershuis dat Dora heeft gekocht behoeft onderhoud, maar in eerste instantie stort zij zich op de tuin, een perceel van 4000 m2. De kennismaking met de buurman verloopt vijandig: deze Gote Proksch gooit haar hondje Jochie-Roggie over de schutting en bijt haar toe dat hij het teefje de volgende keer dat het zijn aardappelveld omploegt dood zal trappen. De kaalgeschoren, breedgeschouderde man stelt zich voor als ‘de dorpsnazi’. Ze was gewaarschuwd door haar vrienden in Berlijn: wat moet je op het platteland, daar wonen uitsluitend AfD-stemmers (EW: Alternative für Deutschland, een extreemrechtse politieke partij).
Gote blijkt een man van weinig woorden. Via kleine gebaren probeert hij Dora te helpen integreren: als zij terugkeert van boodschappen blijkt er ineens een bed in haar huis te staan, een andere keer staat er tuinmeubilair onder haar fruitbomen. Het duurt niet lang of Dora en Gote roken dagelijks een sigaret samen, zij op een stoel aan haar kant van de muur die hun percelen scheidt, hij op een aardappelkistje aan zijn kant. Als de relatie enigszins lijkt te zijn ontdooit, hoort Dora dat bij de buurman het Horst-Wessellied wordt gezongen, de officiële partijhymne van de NSDAP. Van over de schutting ziet zij Gote met drie nazi-vrienden. Als zij niet lang daarna van dorpsgenoten Tom en Steffen verneemt dat Gote ooit is veroordeeld vanwege poging tot doodslag, keert haar gevoel van onbehagen terug.
Een tienjarig meisje is er de oorzaak van dat Dora’s leven én haar relatie tot Gote van de ene op de andere dag veranderen. Franzi, het blonde dochtertje van Gote, logeert tijdens de vakantie bij haar vader. Ze is dol op Jochie en het hondje dartelt het liefst om het meisje heen. Steeds vaker brengt Dora de tijd nu door met haar buurman en Franzi. Als Gote haar meeneemt op een uitstapje en haar toont waar hij is opgegroeid, begint ze begrip te krijgen over hoe deze ruwe bolster zich tot nazi heeft kunnen ontwikkelen. Als hij en Franzi uit haar leven verdwijnen, heeft ze eindelijk het Niets bereikt waarnaar zij zo op zoek was, maar is dit wat zij heeft gewild toen zij Berlijn ontvluchtte?
In deze uitstekende roman raakt Juli Zeh aan onze vooroordelen, aan onze onuitstaanbaar- en onverschilligheid, en aan ons vermogen ons aan te passen aan elkaar als we naar elkaar luisteren, als we de ander accepteren zoals hij/zij is. De kracht van de oorspronkelijke titel, Über Menschen, gaat verloren in het Nederlands. Houd de Duitse titel dus maar voor ogen.