Speelde deel 2 van Op zoek naar de verloren tijd zich voornamelijk af in de badplaats Balbec, deel 3 – De kant van Guermantes – is gesitueerd in Parijs. De familie is verhuisd en woont naast het particuliere hotel van hertog Basin en (de veel jongere) hertogin Oriane de Guermantes. Zij worden gezien als een belangrijk koppel in de hoogste adellijke kringen, de faubourg Saint-Germain. Als kind al bewonderde Marcel deze voorname familie. Was cultuur door het tweede deel van de romancyclus verweven en speelde politiek daar een ondergeschikte rol, in deel 3 is dat omgekeerd. Met name de Dreyfusaffaire – de joodse officier André Dreyfus zou hebben gespioneerd voor het Keizerrijk Duitsland – verdeelt de samenleving in ‘dreyfussards’ en ‘anti-dreyfussards’. Marcel is inmiddels een twintiger, en evenals in deel 2 wordt hij verteerd door begeerte, al beperkt dit zich nu naar een enkele vrouw: hertogin De Guermantes.
“Maar hier, in de meest toonaangevende salon van de faubourg Saint-Germain, in de donkere galerij, waren er uitsluitend zulke mensen. Zij waren de uit een kostbare materie bestaande zuilen die de tempel torsten.”
Marcel probeert toegang te krijgen tot deze kringen. Dagelijks zorgt hij ervoor dat zijn pad dat van hertogin De Guermantes kruist, maar zij slaat geen acht op hem. Als hij vanwege zijn schrijfambities wordt uitgenodigd door markiezin De Villeparisis (van wie de spraakmakende Mémoires zijn verschenen), gloort er hoop. Toch heeft hij de hulp nodig van zijn trouwe vriend Robert Saint-Loup, die in deel 2 een belangrijke rol speelde, een tante-zegger tegen de hertogin. Deze echter heeft zo zijn eigen problemen. Smoorverliefd als hij is, laat hij zich door een platvloers snolletje uitkleden, letterlijk en figuurlijk. Tienduizenden francs spendeert hij aan ‘Rachel quand du Seigneur’, een meisje dat Marcel ooit voor enkele centimes in een bordeel heeft bezeten. Uiteindelijk weet Marcel tot de faubourg Saint-Germain door te dringen.
Tijdens die bijeenkomsten bij de De Guermantes ontmoet Marcel zijn vroegere (joodse) vriend Bloch. Oriane de Guermantes, een rabiate anti-dreyfussard ofwel antisemiet, schoffeert de jongeman. Sowieso viert (verkapt) antisemitisme hoogtij in deze voorname milieus, Robert vormt daarop geen uitzondering. Zo wil hij niet voorgesteld worden aan madame Swann (moeder van Marcels liefje Gilberte uit deel 1 van de cyclus). Overigens speelt dit antisemitisme in geval van hun wederzijdse vriend Bloch geen rol bij Saint-Loup. Nu Marcel zijn doel heeft bereikt, nauw contact met zijn idool, taant zijn belangstelling voor haar. Meer en meer raakt hij geïnteresseerd in de onderlinge connecties tussen de verschillende families en de huwelijkse banden die al eeuwen her gesloten werden om hun bezit en macht veilig te stellen. Deze beschrijvingen vullen honderden pagina’s van het boek en het is soms even stevig doorbijten om de moed niet te verliezen en verder te lezen. Dat antisemitisme in dit milieu volledig is geaccepteerd, blijkt uit een schrijnend voorbeeld wanneer baron De Charlus aan Marcel vraagt of hij ‘enige festiviteiten’ kan organiseren.
“… misschien zelfs feestjes waar je kan lachen. Bijvoorbeeld een gevecht tussen uw vriend (EW: Bloch) en zijn vader, waarbij hij hem dan verwondingen toebrengt zoals David Goliath. Dat zal wel een klucht opleveren. Hij zou zelfs, als hij toch bezig is, wat flinke meppen kunnen uitdelen aan zijn kreng, of zoals mijn oude dienstbode zou zeggen zijn karonje van een moeder.”
Als Marcel de baron vertelt dat mevrouw Bloch is overleden, reageert de baron met: “Dat was heel verkeerd van die vrouw om dood te gaan.” Zo ontneemt zij hem namelijk van een ‘festiviteit’ waarbij hij zich bij voorbaat zat te verkneukelen.
Als Albertine hem plotseling in Parijs komt opzoeken, het onbereikbare meisje uit Balbec, kruipt Marcel direct met haar tussen de lakens, waarbij hij zijn gedrag op wonderbaarlijke wijze legitimeert:
“Zeer zeker is het verstandiger je leven aan vrouwen te wijden dan aan postzegels, oude tabaksdozen of zelfs schilderijen en beelden. Alleen, aan deze andere collecties zou je het voordeel moeten nemen om voor afwisseling te zorgen, om niet één vrouw te hebben, maar vele.”
In De kant van Guermantes toont Proust de lezer vooral de mores van de Franse elite in die vroege jaren van de twintigste eeuw. Daarnaast introduceert hij de aanloop tot WO-I middels de oplopende spanningen tussen het Duitse Keizerrijk en Frankrijk. Waar zal hij ons in deel 4, Sodom en Gomorra, heenvoeren?