Robert Saint-Loup wekt de indruk bij zijn vrouw Gilberte dat hij vreemd gaat met andere dames. Vreemd gaan doet hij zeker: met mannen. Hij is vooral gecharmeerd van Charlie Morel, de voormalige minnaar van M. de Charlus. Deze gewiekste violist heeft ook Robert in zijn ban. Marcel werpt zich op als betrokken vriend, voor zowel Gilberte als Robert. Daarnaast piekert hij steeds vaker over zijn uitgestelde roeping: wordt het niet eens tijd zich aan de letteren te wijden, of moet hij zijn vermeende “gebrek aan aanleg voor de letteren” onder ogen zien?
De Eerste Wereldoorlog gooit het leven overhoop. Robert probeert onder zijn dienstplicht uit te komen, maar als hij ten slotte toch wordt opgeroepen, neemt hij vastberaden de leiding over zijn korps, ondanks de angst die hij voelt. Ook Bloch wordt, ondanks zijn bijziendheid, opgeroepen. Morel daarentegen weet zich te drukken. Ook de maatschappij kantelt:
“Terwijl een eigenaardige verschuiving – en dit in alle rangen en standen – mensen als Saint-Loup die het verst van deze praktijken afstonden tot geïnverteerden (EW: homoseksuelen) had gemaakt, raakten degenen bij wie ze volstrekt gebruikelijk waren geweest er door een verschuiving in omgekeerde zin van vervreemd.”
De eerste jaren van de oorlog blijft het Franse volk optimistisch over de afloop. Zij geloven wat zij lezen in de kranten. M. de Charlus heeft ondertussen andere problemen. Door zijn gemengde afkomst, hij stamt deels uit een Beiers adellijk geslacht, verdedigt hij de Duitsers ten opzichte van de Fransen en vice versa. Terwijl de bevolking treurt over alle gebouwen en cultuur die verwoest worden ten gevolge van de oorlog, rouwt M. de Charlus over de vele jonge mannen die als kanonnenvoer vertrekken. Niet alleen zijn dubbele sympathie speelt hem parten, ook de maatschappelijke verhoudingen keren zich tegen hem, hij die ooit de top van de sociale ladder aanvoerde. Daarnaast beschijft Proust zeer uitgebreid een SM-scène waarbij De Charlus betrokken is.
Na de oorlog ‘versnelt’ Proust de Tijd, zoals hij die nu consequent met een hoofdletter schrijft. De mensen om hem heen veranderen in slechts enkele jaren tijd tot onherkenbare vette padden met uitgezakte gezichten (bijvoorbeeld Gilberte, die aan het begin van de oorlog nog zo’n knappe jonge vrouw was, maar ook Bloch die wordt beschreven als een bedaagde bankier). De beau monde verandert en zij die ooit tot de society behoorden doen er steeds minder toe. Ook al hunkert Marcel nog steeds naar tienermeisjes, zelfs naar meisjes die hij nog nooit heeft gezien, toch zet hij zich aan zijn “oeuvre om niet meer door afleidingen van het moment te worden tegengehouden”. Tenslotte is er al te veel tijd verloren. Daarbij merkt hij op zeker moment op dat het werk vergankelijk is:
“Maar men moet in de dood berusten. Je aanvaardt de gedachte dat over tien jaar jijzelf, over honderd jaar je boeken er niet meer zullen zijn. De eeuwige duur is voor een oeuvre evenmin weggelegd als voor een mens.”
In dat laatste heeft hij zich danig vergist!
Proust lezen betekent werken, ellenlange betogen doorworstelen, zinnen van een halve pagina of meer tot je nemen en het gedweep met jonge meisjes ondergaan, evenals de dandyachtige protagonist Marcel leren omarmen. Ondanks dat het een opluchting is de laatste van de ongeveer 4000 pagina’s tellende delen 1 tot en met 7 te hebben afgerond, ga je Marcel missen!