Deel 5 van Op zoek naar de verloren tijd sluit af met het vertrek van Albertine. Tegen de verwachtingen van Marcel in, is zij gevlucht uit zijn ‘gevangenschap’. Hij was met haar gaan samenwonen om haar te behouden, om te weten wat zij uitvoerde en haar te beletten affaires met vriendinnen aan te gaan. Vlak voor haar vlucht echter had hij zichzelf ervan proberen te overtuigen dat hij haar “middelmatigheid en geneugten” zat was en eigenlijk van haar wilde scheiden. Nu Albertine zelf het initiatief heeft genomen, liggen de kaarten anders. Koste wat kost zal hij achter haar verblijfplaats komen, waartoe hij zijn vriend Robert Saint-Loup opdracht geeft. Hij geeft Saint-Loup een brief voor Albertine mee:
“… En ik vind, zolang ik er nog voor ontvankelijk ben weer van u te gaan houden, wat niet meer lang het geval zal zijn, dat het dwaas is om, voor een zeilboot en een Rolls-Royce, elkaar te ontmoeten en uw levensgeluk op het spel te zetten, immers dat is, zo meent u, ver van mij vandaan te leven. …”
Kortom: hij probeert Albertine, een meisje van beduidend bescheidener afkomst dan Marcel, met dure beloften tot terugkeer te bewegen. Maar deze keer is hij de regie echt kwijt. Zeker als Albertine hem nadat Saint-Loup haar heeft gevonden, een telegram stuurt waarin zij “IK ZOU MAAR AL TE GRAAG ZIJN TERUGGEKOMEN” vermeldt.
Nu Marcel ervan verzekerd denkt te zijn dat hij de troefkaart weer in handen heeft, vergrijpt hij zich aan ieder jong meisje dat op zijn pad komt. Wederom blijkt hieruit de dubbele moraal van Marcel: hij mag wel overspel plegen, maar is als de dood dat zij maar naar iemand – man én vrouw – kijkt. Al zijn energie steekt hij erin bewijzen te verzamelen over Albertines amoureuze avontuurtjes met meisjes/vrouwen. Om Albertine te kwetsen, zet hij zijn zinnen daarbij tevens op haar beste vriendin Andrée.
Natuurlijk loopt het niet zoals Marcel zich heeft voorgesteld. Een telegram van Mme Bontemps, de tante van Albertine waar zij haar toevlucht heeft gezocht, gooit zijn hele wereld overhoop. “Alleen een werkelijk afsterven van mijzelf (maar dat is onmogelijk) kon mij troosten…” Soms dringt er nu enige zelfreflectie door:
“Onze fout is onverschillig te blijven voor andermans liefheid en intelligentie.” … “Want heel dikwijls, om te merken dat wij verliefd zijn, misschien wel om het te worden, moet de dag van de scheiding zijn gekomen.”
En hij besluit haar te vergeven.
Op zeker moment schrijft Proust letterlijk een zin die zo krachtig in de serienaam is gevat:
“Het hardnekkig voortduren in mij van een oude aanvechting om te gaan werken, de verloren tijd goed te maken, een ander leven te gaan leiden, of veeleer het leven te beginnen, gaf mij de illusie dat ik nog steeds even jong was;”
Die verloren tijd, de eeuwige jeugd waar Marcel naar blijft zoeken… Hij probeert meisjes van een jaar of zestien te veroveren, hij stelt zich voor hoe “pafferig” en “verouderd” Albertine er nu zou hebben uitgezien. Dan wordt hij verrast door een bericht van Gilberte, zijn eerste grote (puber)liefde, waarmee de lezer kennismaakt in deel 1 van de reeks, De kant van Swann. Tot zijn verbazing verschijnt ook Saint-Loup weer ten tonele, die “neigingen” blijkt te vertonen die hij nooit achter zijn vriend had gezocht. In moreel opzicht heeft hij daar overigens volstrekt geen problemen mee.
In de Volkskrant van 19 november schreef Wilma de Rek naar aanleiding van de honderdste sterfdag van Proust (18-11-1922): “… nog steeds actueel. En echt goed te lezen.” Dat van die actualiteit klopt in het kader van vloeiende identiteiten. Proust worstelt daar echter terdege mee (denk aan het gebruik van het woord “neigingen” als personen zich seksueel tot mensen van hetzelfde geslacht verhouden). In hetzelfde stukje stelt Ieme van der Poel ten onrechte: “… hoog tijd om het cliché van wereldvreemde dandy die ellenlange zinnen schreef naar het rijk der fabelen te verwijzen.” Proust was wel degelijk een dandy, wat blijkt uit zijn kijk op macht en status in relatie tot mensen die het minder getroffen hebben. De serie barst van de ellenlange zinnen. In die zin is “goed te lezen” uitsluitend die liefhebbers gegeven die ervoor willen werken, die hun best doen dit magnum opus te doorgronden. Op naar het laatste deel, De tijd hervonden!