In de schaduw van meisjes in bloei is deel 2 van het zevendelige Op zoek naar de verloren tijd. Deze romancyclus wordt beschouwd als een van de beste van de twintigste-eeuwse wereldliteratuur, maar vergt onder meer vanwege de ellenlange zinnen, gelardeerd met bijna even lange bijzinnen, een fikse inspanning van de lezer van de eenentwintigste eeuw. En dat is helemaal niet erg.
“In alle opzichten heeft onze tijd de neiging de dingen alleen te laten zien in combinatie met de objecten waardoor ze in de werkelijkheid omringd worden, zodat het wezenlijke, datgene wat door toedoen van de menselijke geest van de omgeving werd afgezonderd, uit het zicht verdwijnt,” schrijft Proust.
In deel 1, De kant van Swann, gaat verteller Marcel via herinneringen terug naar zijn jongensjaren. Hij verhaalt over zijn initiatie in de liefde en in het complexe salonleven met al haar etiquette aan het einde van de negentiende eeuw. Daarbij spiegelt hij zich aan de intrigerende figuur Charles Swann, op wiens dochter Gilberte hij verliefd wordt. Deel 2 borduurt daarop voort (maar kan afzonderlijk gelezen worden). De ontluikende liefde krijgt vorm. Het speelt zich af in 1897. Marcel wordt volledig beheerst door zijn begeerte. Valt zijn oog op deerne zus, dan verschuift de aandacht onmiddellijk naar deerne zo die toevallig passeert. Dat deze gemoedstoestand niets met liefde te maken heeft, beseft hij maar al te goed. Sterker nog: een mens moet waken voor ware liefde.
“In de werkelijkheid schuilt er in de liefde een permanent leed dat door vreugde getemperd, virtueel gemaakt of uitgesteld wordt, maar wat ieder ogenblik kan worden wat het allang zou zijn als je je zin niet had gekregen, en wel iets gruwelijks.”
Marcel gaat er steevast vanuit dat zijn gevoelens met de begeerde partij worden gedeeld. Proust speelt in op die gemoedstoestand en toont zich regelmatig een ware psycholoog. Naast de werking van het menselijk brein, naast de primaire prikkels, besteedt hij volop aandacht aan secundaire emoties: de beeldende kunst en literatuur van die tijd. Weinig komt de politieke situatie aan bod, al geldt dat niet voor een sluimerend antisemitisme.
“Ik mag niet spelen met Israëlieten,” zei Albertine (EW: het meisje waar Marcel dan zijn zinnen op heeft gezet).
Vrouwvriendelijk schrijft Proust allerminst, zoals bijvoorbeeld blijkt uit:
“Haar haast lelijk geworden gezicht lijkt dan op zo’n saai strand waar de ver teruggetrokken zee met steeds dezelfde weerschijn, begrensd door een onveranderlijke horizon, verveling oproept.” Marcel bevindt zich in het fictieve kustplaatsje Balbec, geïnspireerd door de badplaats Cabourg waar Proust zeven zomers lang in het Grand-Hotel verbleef.
Uiterlijk vertoon en de salonfähige urgentie slechts die personen aandacht te schenken via wie je kunt groeien op de sociale en/of maatschappelijke ladder, zijn allesbepalend in het milieu waarin Marcel verkeert.
Dat Marcel een dweepzieke relatie met zijn moeder heeft, blijkt uit het volgende als hij samen met zijn grootmoeder Parijs verlaat voor een zomer aan het strand in Balbec:
“… vertelde ik mijn grootmoeder hoe blij ik was dat we naar Balbec gingen, dat ik voelde dat alles van een leien dakje zou gaan, dat ik best snel zou wennen aan een leven zonder mama …” Tja, en dat zo rond je twintigste levensjaar. Voor minder wordt tegenwoordig een psycholoog of psychiater geraadpleegd.
Na lezing van deel 1 van de cyclus, schreef ik in januari 2019 op hebban: ‘Het vreemde is: ik weet niet of ik het nu goed vind of niet… Vooralsnog heb ik me voorgenomen ook deel 2 aan te schaffen, al zal dat een tweedehandsje worden. En wie weet, misschien volgt daarna deel 3.’ Deel 2 heb ik ten slotte nieuw aangeschaft, de delen 3 en 4 staan inmiddels in de kast. Ik kan u nu al verklappen dat ik de zevendelige serie wil uitlezen, ondanks de vele oeverloos lange uitweidingen. Maar wát een proza is dit!