De onvolwassen 42-jarige Olivier belandt in een depressie als zijn partner Anna hem de bons geeft. Ze kan er niet meer tegen dat hij nooit eens initiatief neemt, dat hij zelfs op deze leeftijd nog steeds aan moeders rokken hangt. Als zijn ouders hem vervolgens voorstellen met hen mee te gaan voor een korte vakantie in de Auvergne, gaat hij te rade bij goede vriend Merel. Zij raadt hem aan de uitnodiging aan te nemen.
Terug op de achterbank bij zijn ouders, vader achter het stuur, moeder met de thermoskan koffie ernaast, vervalt het gezin in het gedrag van vroeger tijden. Ma bepaalt wat er gebeurt, pa geeft zonder pardon gehoor aan haar bevelen en ‘Kokindje’ (Olivier) voegt zich naar haar wensen. Hij is terug in die warme wereld van zijn jeugd, waarin moeder zorgt dat alles goed komt. Hij wentelt zich in de warme deken die om hem heen wordt geslagen, al protesteert hij soms halfslachtig door zelf iets te ondernemen. Vanzelfsprekend (onbewust?) zorgt hij dat hij altijd weer op zijn ouders moet terugvallen.
De roman is doorspekt met originele metaforen:
“Anna noemde mijn vader een openluchtmuseum in een korte broek.”
“Ik ben niet alleen met mijn ouders op reis, maar ook met vijftig jaar huwelijk.”
“Er hangt een dodemuizenlucht.”
Het verhaal is geschreven in de eerste persoon enkelvoud, waardoor je als vanzelf in het hoofd van Kokindje kruipt. Af en toe zou je hem een schop onder zijn kont willen geven, maar dan besef je dat Olivier het zich eigenlijk allemaal laat welgevallen. Daarbij hanteert Willemsen gepast frequent humor om de tragikomische situatie weer te geven. Terug op de achterbank is een novelle waar je blij van wordt, een ideaal boekje voor de zomervakantie!