“Mijn vader vertrouwde spullen meer dan mensen.” Na zo’n eerste zin weet je direct dat er iets op het spel staat.
De achtentwintigjarige Pierre Rosenau verdoet zijn tijd met het redigeren van scripties. In zijn hart is hij een dichter, al worden zijn inzendingen naar literaire tijdschriften steevast afgewezen. Toch krijgt hij een voet tussen de deur van die wereld wanneer hij wordt gevraagd als redacteur van het tijdschrift Arabesk (“literair tijdschrift sinds 1974”). Kan hij op deze wijze in de voetsporen treden van zijn vader, die een naam heeft opgebouwd als hoofdredacteur van het succesvolle literaire tijdschrift De nieuwe tijd? De ‘chef ongevraagde kopij’ heeft echter nauwelijks een idee waaraan hij begint.
Het tijdschrift bevindt zich in woelig water: de abonneeaantallen dalen gestaag, het tijdschrift heeft meer inzenders dan lezers. Op de vraag wie het nu helemaal leest, moet hij het antwoord schuldig blijven. Gelukkig is daar de uitgeverij, alhoewel… Van knusse cafés vinden de maandelijkse redactievergaderingen voortaan plaats in een bezemkast van de uitgeverij. Mensen die vooral marketinggeil zijn, die de literaire wereld nauwelijks kennen, komen met voorstellen die de literatuur niet per se voorop stellen. Positionering is het toverwoord. Zo draait Arabesk meer en meer op subsidies, bijvoorbeeld die van ‘het diversiteitspotje’: “Hebben we in dit nummer wel genoeg mensen van kleur?” Ook de redacteur van de uitgeverij is nu niet bepaald een motivator.
“Jullie hebben wel degelijk een eigen bakkes, maar dan, sorry dat ik het zo zeg, de saaiste bakkes van Nederland.”
Waar doen zij het nog voor? Mederedacteur Lisa weet het krachtig te verwoorden:
“Zoveel mensen spugen op wat wij belangrijk vinden, literatuur wordt marginaler en marginaler en wij vormen het allermarginaalste stukje.”
Hoofdredacteur Koen Koole blijft tegen de klippen op optimistisch, maar kan niet verhinderen dat de redactie langzaam leeg loopt. Ook Pierre grijpt zijn kans als z’n vader ernstig ziek wordt. Vanaf dat moment begint deel II van Het archief.
Vader Rosenau wordt gediagnosticeerd met leverkanker. De band tussen vader en zoon, die tot dan voornamelijk rationeel was, begint zich te ontwikkelen. Af en toe laat vader, die zich niet kan vereenzelvigen met zijn lot, splinters informatie los, zaken waar hij zich zorgen om maakt. Dat laatste gaat vooral om praktische dingen. Mensen moeten niet denken dat er iets met hem aan de hand is, de buitenwereld moet létterlijk buitengesloten worden. De vraag van zijn vrouw of zij samen een fijn leven hebben gehad, ontwijkt hij met verve. Pierre worstelt met zijn afscheid bij Arabesk en het duurt even voordat hij het zijn vader durft te vertellen. Neemt de familie de ten dode opgeschreven man iets kwalijk? Is zijn ziekte een gevalletje ‘eigen schuld, dikke bult’? Gelukkig is daar zijn behandelend arts (je zou eenieder zo iemand in een dergelijke fase toewensen):
“Maar ik zou u willen vragen: heeft u een fijn leven gehad?”
Vader maakt zich druk om zaken zoals zijn werkkamer die volgestouwd ligt met boeken, oude tijdschriften en kranten, maar ook paperassen die ertoe doen: verzekeringen, fondsen en rekeningen.
“Laten rusten,” zei hij. “Ik kan dat veel beter overzien. Ik weet wat waar hoort, wat het onderlinge verband is. Geef me de tijd.”
Maar dat is nu juist het probleem, tijd…
Thomas Heerma van Voss was zeven jaar redacteur van literair tijdschrift De Revisor. Hij kent de ins and outs van deze kwijnende tak van sport. Eerder schreef hij romans en verhalenbundels. Sterk werk, zoals ook deze roman. Deel I geeft een zeldzaam inkijkje in de wereld van literaire tijdschriften en van de bokkesprongen die uitgeverijen maken om deze vehikels – die hun bedrijf aanzien geven – overeind te houden. Deel II is een ontroerend relaas van een man die zijn nakende dood niet onder ogen wil zien, van zijn naasten die hem proberen te bereiken en daar nauwelijks in slagen. Het archief is in meerdere opzichten een knappe roman.